Prof. Mr. Dr. Walther Donner: zijn leven, lessen en nalatenschap
Don Walther Donner overleden
door Michiel van Kempen
Vandaag bereikte ons het bericht dat gisteren, donderdag 1 september 2022, is overleden Walther Donner, jurist, econoom, hoogleraar, politiek commentator zonder vrees, verteller, veelschrijver. Een van de meest productieve auteurs die Suriname heeft voortgebracht is heengegaan. Buiten zijn land van herkomst zullen weinigen zijn naam kennen, maar hij vond zichzelf wereldbekend en hij was er niet zuinig mee om zijn eigen werk lof toe te zwaaien: hij had ‘tienduizenden’ van zijn boeken verkocht en deed niet onder voor Margaret Mitchell (Gone with the Wind), Frederick Forsyth (The Day of the Jackal), of Harold Robbins (The Carpetbaggers). Walther Donner werd 92 jaar.
Walther Donner,
fotoportret door Nicolaas Porter
Zijn schrijverscarrière had een curieuze start: in de gevangenis van Santo Bomo. Hij zat er acht maanden omdat hij niet-gedekte loten had laten drukken, die op Curaçao en Aruba werden verkocht – en die natuurlijk nooit een cent opleverden. Hij verveelde zich in dat hete cachot, hij las Harold Robbins en dacht: zo schrijven kan ik ook. In 1973 verscheen zijn debuutroman: De druk van het verleden, een uitgave van uitgeverij Laetitia, oftewel: in eigen beheer. Het boek verscheen onder de schrijversnaam Don Walther, maar hij publiceerde later ook boeken onder de namen Don Walther Donner, Jefferson William en Plagitarius.
Walther Roël William Donner werd op 9 december 1929 in Paramaribo geboren als afstammeling van Duitse immigranten. Levendig en bijzonder openhartig zou hij het milieu van zijn jonge jaren schetsen in het boek Swietie Sranang, dat uitkwam in 1990 en nog onlangs werd herdrukt door de Stichting Don Walther Fonds, die zich inzet om zijn werk te verspreiden.
Donner ging na de Tweede Wereldoorlog naar Aruba, maar hij woonde ook periodes op Curaçao en Barbados en in de VS. Hij belandde in 1951 in Nederland waar hij economie en rechten studeerde en in 1960 promoveerde op een proefschrift over het Antilliaanse bankwezen. Hij was een bewogen nationalist in zijn jongemansjaren en verzorgde ook lessen voor de nationalistische beweging Wie Eegie Sanie rond Eddy Bruma. In 1963 repatrieerde hij om een politieke carrière te beginnen, die niet succesvol was en eindigde met het debâcle van het kabinet-Pengel in 1969, waarvoor velen hem verantwoordelijk hielden – althans dat was de versie van de auteur zelf. Hij werd hoogleraar aan de universiteit van Suriname, kwam in opspraak met de genoemde loterijzwendel en verbleef na zijn veroordeling en detentie afwisselend in Costa Rica en Nederland, waar hij zowel juridisch-economische als bellettristische activiteiten ontplooide. Ook in Nederland bewoog de ex-delinquent zich in politieke kringen: hij publiceerde in het blad van de VVD, Liberaal Reveil. In 2005 vestigde hij zich weer in Suriname, waar hij nog tot op hoge leeftijd de bijeenkomsten van de Schrijversgroep ’77 frequenteerde en als het moest van ongezouten kritiek voorzag.
Walther Donner schreef een enorm aantal boeken en dan zowel in het Nederlands, Engels als Spaans. Veel van die boeken draaien om een plot die met telkens andere variaties verteld wordt. Verschillende boeken zijn opnieuw uitgebracht, soms tweemaal, onder een andere titel of een ander pseudoniem. Zo kwam Een rechter is ook maar een mens van Don Walther in 1981 tweemaal uit in geheel verschillende vormgeving, om in 1992 herdrukt te worden onder de titel Maar… edelachtbare onder de naam Jefferson William. Vervolgens werd het verhaal onder dezelfde titel met de vermelding ‘tiende, geheel herziene druk’ uitgebracht onder de naam Don Walther Donner (z.j.), en ten slotte in 1996 onder de titel Veroordeeld door het vooroordeel (1996) weer onder dezelfde naam. De laatste twee edities vermelden bovendien nog dat hun oorspronkelijke titel luidt: But Your Honour, een boek dat in 1974 uitkwam en dat – in het Engels – de oertekst van de reeks is geweest (die overigens zelf weer in 1987 werd bewerkt).
Bijna al Donners boeken hebben autobiografische trekken, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat zijn verhalen ook de historische werkelijkheid getrouw weergeven. Decor van veel boeken is het fictieve Caraïbische land Bellicosario en het is vrij gemakkelijk daarin allerlei trekken van Suriname te zien. Dat ontkende de auteur wel, omdat hij in een kleine gemeenschap niet een steen des aanstoots wilde zijn, maar hij zag er tegelijkertijd ook geen been in de Surinamers bij gelegenheid flink onder hun bal te schoppen: ze waren lui, luidruchtig, veroorzaakten overlast en maakten rotzooi, zei hij in een interview.
Zijn politieke ervaringen en observaties gaven hem veel stof voor de romankarakters van zijn boeken. In Broeder Anansie in de politieke arena (1995) bijvoorbeeld kan in de zwarte politicus gemakkelijk Jopie Pengel herkend worden, in Jack Lalbahadursingh de hindostaanse leider Lachmon en in Davidson krantenuitgever en politicus David Findlay. In ontelbaar veel details heeft de politieke geschiedenis van de jaren ’60 model gestaan voor dit boek (en ook voor bijvoorbeeld De politici, 1978). Aardig was dat Donner een stukje geschiedenis van een andere schrijver verwerkte: de mislukte, nogal amateuristische aanslag op Jopie Pengel door Pieter Polanen/ Kwame Dandillo en enkele kameraden (een geschiedenis die Pieters zoon Chris Polanen binnenkort uit de doeken zal doen in een stuk in de in oktober verschijnende bundel Dat wij zongen, uitg. DasMag). Peter Pendergast – gemodelleerd naar Pengel – is de meest voorkomende figuur in het oeuvre van Donner: de eenvoudige volksjongen die door politici voor hun politieke karretje gespannen wordt, maar het door zijn slimheid zo weet te spelen dat hijzelf uiteindelijk de touwtjes in handen heeft. Dat deze figuur ‘Anansie’ wordt genoemd is begrijpelijk – deze ‘Caraibische komedie’ is niet het enige boek waarin een underdog de zaken naar zijn hand zet, maar voorzover bekend wel het enige waarin de hoofdpersoon ook daadwerkelijk de naam van de listige spin draagt. Pendergast is macchiavellist pur sang, geslepen, opportunistisch, nietsontziend, maar in geen enkel ander boek heeft Donner dat zo ontleed als in deze schets van een politicus die de verkiezingen heeft gewonnen en een nieuw kabinet voorbereidt. De analyse van corruptie, nepotisme, politieke kuiperij en machtsmachinaties is voor de schrijver belangrijker dan een gedegen plot in eigenlijke zin.
Herziene herdruk van De politici uit 2020,
uitgebracht door de Stichting Don Walther Fonds
Donners verhalen over Bellicosario zijn uitwerkingen van telkens andere facetten van dezelfde Caraïbische maatschappij. Zijn oeuvre vormt zo een hechte eenheid van telkens terugkerende motieven, personages en situaties. Hij hanteerde bewust een sappige stijl en nam op de koop toe dat die stijl vaak vlak is, dat de karaktertekening weinig wordt uitgediept en de thematiek van-dik-hout-zaagt-men-planken is. In recensies van zijn werk werd er vaak op die tekortkomingen gewezen. Donner reageerde er buitengewoon fel op, onder meer met de opmerking dat hij geen boodschap had aan een onderscheid tussen literatuur en lectuur, waarbij hij zichzelf in één adem noemde met zijn collega’s Frits Wols, Rappa en Cynthia Mc Leod. Zijn verhalenbundel De laatste prijs (2001) bracht hij uit als een provocatie aan het literatuur-establishment. De flaptekst meldde dat de verhalen ‘bij de laatst gehouden wedstrijd voor allochtone schrijvers uitgeschreven door Em. Querido te Amsterdam, werden bekroond met de laatste prijs’.
Of die boeken de tand des tijds zullen doorstaan, zal de geschiedenis uitwijzen. Maar als ik het goed zie, zal er voor één boek in ieder geval altijd wel een leespubliek blijven: Swietie Sranang met een ondertitel die korte metten maakt met het ‘Lief Suriname’ uit de titel: Kan me nog meer vertellen. Herinneringen aan een rot jeugd. In de inleiding zegt hij dat Suriname ‘werd en wordt bewoond door haatdragende, gefrustreerde, jaloerse, naijverige, kwaadaardige individuen die elkander het licht in de ogen niet gunnen en etnische groepen die op elkaars vernietiging uit zijn.’ Maar in de memoires sluipt zoveel nostalgie en vertedering dat ze een loopje nemen met die pessimistische inleiding. Don Walther beschrijft het leven in en rond de straat waar hij geboren werd, de Gonggrijpstraat. In levendige anekdotes rijst een wereld op van heren en hosselaars, meidmangs en snollen, dwergen en reuzen, onderwijzers en onderkruipsels, van knokpartijen, knopendraaien en knapenliefde. Zo herleeft de geschiedenis van de gewone man vanuit de optiek van de mulat, maar de schrijver geeft en passant ook heel wat informatie over gebruiken en zaken die vaak al lang verdwenen zijn. Daarmee schaarde Walther Donner zich in een oude traditie van goed vertellende chroniqueurs, een traditie die bijna een eeuw vroeger was begonnen met J.G. Spalburg en die later ook een van de allerbeste maar sterk miskende boeken zou opleveren: Zij en ik van M.Th. Hijlaard. Maar Swietie Sranang mag er ook wezen, die hele hoge berg andere boeken van Walther Donner legt het af tegen dat autobiografische relaas, met onder meer het hilarische relaas van de jonge verteller die in het bordeel zijn eigen vader tegenkomt. Lezers zullen ervan hebben gesmuld en lezers zullen erdoor gechoqueerd zijn geweest. Maar met zijn heerlijke onbevangenheid heeft de verteller het een naturel gegeven dat andere boeken vaak node missen.